Het rapport ‘Klem tussen balie en beleid’ van de Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisatie (TCU)[1] zette ons aan het denken. Er werden zeven oorzaken gevonden voor het verlies van de menselijke maat in de dienstverlening van de overheid aan haar burgers. Hierbij opperde de commissie voor elk van de oorzaken een oplossingsrichting. Het viel ons op dat deze oplossingsrichtingen een sterk persoonsafhankelijk karakter kennen (afhankelijk van de aandacht die een bestuurder hieraan wil geven) of zo abstract geformuleerd zijn dat bestuursorganen zich niet direct aangesproken hoeven te voelen.
We hopen uiteraard dat de punten die genoemd worden in dit rapport door alle betrokken partijen uiterst serieus genomen worden. Toch kunnen we ons niet van de indruk onttrekken dat, door de manier waarop oplossingsrichtingen gepresenteerd worden, dit afhangt van het belang dat hieraan wordt gegeven binnen de individuele organisaties. Ook spelen de problemen niet alleen bij uitvoeringsorganisaties, maar over de hele breedte van het publieke domein. In grotere en kleinere mate kunnen we zien dat het bestuurlijk systeem dergelijke problematiek in de hand lijkt te werken.
Voor alle genoemde oplossingsrichtingen geldt dat het niet duidelijk wordt hoe we dit gaan omzetten naar een duurzame verandering binnen publieke organisaties. Op het moment dat we de oplossing zoeken in de welwillendheid van het bestuur zonder de structuur en gedragspatronen aan te passen, blijven we vastlopen in de problemen die we, bevestigd door het rapport van de TCU, nu graag tot het verleden willen laten behoren.
Met het lezen van de conclusies van de TCU kwam bij ons de vraag op om te kijken waar we een bijdrage kunnen leveren aan het concretiseren van (een aantal van) de genoemde oplossingsrichtingen. Hierbij richten we ons op de invloedssfeer van de individuele organisatie.
Wat kan een organisatie doen om op een duurzame manier grip te krijgen op het voorkomen van het verlies van de menselijke maat en wendbaar te blijven voor de toekomst?
De situatie
In het afgelopen jaar is in diverse rapporten kritisch geschreven over een overheid die faalt in het vervullen van haar maatschappelijk functie[2]. Niet alleen wordt er op verschillende vraagstukken een onvermogen geconstateerd om problemen op te lossen en de gevraagde maatschappelijke waarde te creëren, maar wordt zelfs vastgesteld dat de menselijke maat uit het oog wordt verloren en daarmee juist schade en leed aangericht. De roep om een overheid die meer gericht is op het aanpakken van maatschappelijke opgaven neemt toe.
De grote transities en opgaven op het gebied van bijvoorbeeld klimaat, energie, immigratie en wonen vragen om een afdelings– en organisatie overstijgende aanpak en het vermogen om expertises te bundelen. Ondanks dat er veel gesproken wordt over integraal werken dienen (departementen/clusters van) overheidsorganisaties zich in de praktijk, als het erop aankomt, vaak niet met elkaars (beleids)domeinen te bemoeien.
Integraal werken is ook niet alleen een mentale kwestie. Het vraagt van de betrokken partijen vooral dat ze met conflict en emoties om kunnen gaan. Dat ze de ruimte nemen en mogelijkheden creëren om spanningen tussen verschillende rollen, verantwoordelijkheden en belangen bespreekbaar te maken.
Onze ervaring is dat dit in de praktijk minstens een even groot knelpunt is. Hierdoor blijft het lastig om tot een integrale oplossing te komen voor de steeds complexere maatschappelijke opgaven.
Vicieuze cirkel
Daarnaast is het een uitdaging om de afstand die burgers ervaren tot de overheid te verkleinen en het lage vertrouwen van burgers in de overheid[3] te vergroten. De media spelen hierin ook een rol. Door in nieuwsberichten het ‘falen van de overheid’ centraal te stellen worden overheidsorganisaties op scherp gezet. De politieke (bestuurs)cultuur is mede hierdoor verhard. Kamerleden die positief in de media willen komen, wat de druk op departementen om hun bewindspersonen uit de wind te houden vergroot. Zo ontstaat de neiging om vraagstukken verregaand te simplificeren in plaats van de complexiteit onder ogen te zien en te aanvaarden. In de huidige bestuurscultuur is er structureel te weinig ruimte voor tegenspraak.
In de praktijk zien we dat er vaak pas echt ruimte ontstaat om de complexiteit te omarmen als externe belanghebbenden stevige kritiek uiten en er proactieve professionals zijn die een ander handelingsperspectief toevoegen.
De negatieve aandacht van de media vergroot ook de neiging om (juridische) afbreukrisico’s zo veel als mogelijk te vermijden door vast te houden aan gebaande paden of, waar nodig, zich te verschuilen achter staatrechtelijke macht. Hiermee schiet men echter vaak tekort in het daadwerkelijk creëren van publieke waarde, brokkelt het aanzien van de overheid verder af en wordt het vergrootglas steeds fanatieker toegepast. De vicieuze cirkel wordt zichtbaar. Het openbaar bestuur in Nederland bevindt zich in een systemische impasse.
Herken jij bovenstaande geschetste situatie?
Oorzaken
In ons volgende artikel uit de reeks nemen we je graag mee in twee belangrijke oorzaken voor bovenstaande situatie.
Voetnoten
[1] TCU (2021): “Klem tussen balie en beleid”, pp:1-20
[2] Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (2020): “Ongekend onrecht”
[3] Sociaal Cultureel Planbureau (2021): Burgerperspectieven: 2021/06/30